Selecteer een pagina

“Tot m'n 28ste dacht ik nog dat ik terug naar huis zou gaan.”

Bosnië en Herzegovina, Dzenita

“Tot mn 28ste heb ik geleefd met de gedachte om terug naar huis te gaan,” zegt Dzenita uit Bosnië en Herzegovina. “Maar toen ik naar Sarajevo terug ging, besefte ik dat waar ik naar verlangde niet meer bestaat. Laten we eerlijk zijn: mijn land is nog steeds niet goed, het is heel complex, er is veel corruptie.” Ze kon daar niet meer aarden. “Maar ik had het nodig om dat te ervaren. Op dat moment besefte ik dat ik een nieuwe band op moest bouwen met mijn vaderland en dat ik van Rotterdam houd. Toen heb ik voor Rotterdam gekozen.”

Gevlucht

Ze kwam hier in 1992 op 11-jarige leeftijd met haar moeder en broertje. “Het was een onverwachte vlucht. Van de ene op de andere dag werd onze stad, Sarajevo, omsingeld door het Bosnisch-Servische leger. En was er weinig eten en geen elektriciteit. Ik had zware bronchitis en de medicijnen waren nauwelijks te krijgen dus ik kon niet tegen muffe kelders. Dus we hebben met diverse instanties geregeld dat wij de stad uit konden vluchten. We zouden met een groot konvooi van vijfduizend vrouwen, kinderen en vrienden rijden om de stad te verlaten. Maar Sarajevo is een stad met bergen daar omheen en deze was nu dus omsingeld, dus wij moesten letterlijk door het Bosnisch-Servische leger heen. En dit gijzelde ons drie dagen lang in ruil voor wapens en eigen mensen die nog in een kazerne in de stad verbleven. Dat was ontzettend eng. Die beelden blijven me altijd blij. Op het konvooi na ons werd al geschoten, dus wij waren geloof ik het laatste konvooi dat er doorheen kwam. Het was georganiseerd dat we tijdelijk opgevangen zouden worden in de stad Rijeka in Kroatië. Op een berg waren legertenten neergezet en daar moest je zelf dekbedden en dekens neerzetten. Maar we konden daar niet blijven want er waren al teveel vluchtelingen.” 

De oom in Rotterdam

De hulpinstanties organiseerden dat de vluchtelingen naar Turkije of Zwitserland konden gaan. Tenzij ze iemand kenden in een ander land die hen konden opvangen. “Wij hadden al een oom in Rotterdam. Dus hij kwam ons ophalen. Dat ritje naar Nederland kan ik me nog heel goed herinneren. Alles om me heen werd steeds platter, haha. Mijn vader en de rest van de familie bleef daar nog. Dat was een hele spannende tijd. Ik wist niet of ze nog leefden, ik kon niet in contact met ze komen. Ik was verdrietig en wilde huilen maar ik was ook blij om mijn oom te zien. We waren volgens mij van plan dat jaar op vakantie te gaan naar mijn oom, vandaar. Het was een rare situatie, zeker als je een kind bent.” 

Een mix

De familie zou maar tijdelijk blijven. “We dachten: we blijven hier twee of drie maanden. Maar dat werd mijn leven.” De eerste ontmoeting met de bevolking van Rotterdam was in een park in Delfshaven. “Mijn neven woonden ook al bij mijn oom. Zij namen mij en m’n broertje mee naar een park. Daar zag ik allemaal kinderen van verschillende nationaliteiten. Ik weet nog hoe geweldig ik dat vond. Ik vergat even waarom ik daar was; ik was alleen nog maar nieuwsgierig naar de anderen. Sommige nationaliteiten kende ik van TV of boeken, maar toen zag ik ze in het echt.” Nog steeds vindt ze de diversiteit een van de mooiste dingen van de stad. “Dat multiculturele kreeg ik ook wel mee uit Sarajevo want daar vind je een synagoge, kerk en moskee op een paar kilometer afstand van elkaar. Die verschillende culturen en religies zijn voor mij in dat opzicht nooit gek geweest. Maar in Rotterdam is het aantal nationaliteiten echt groter; hier kom je letterlijk de wereld tegen. Nu is het daar ook wel meer, maar destijds was het daar minder.” Ze voelt zich goed tussen verschillende nationaliteiten en culturen. “Als je uit je geboorte-omgeving bent gerukt, word je altijd wel een mix. Dus ik voel me het prettigst met mensen die ook andere roots hebben, want dan deel je een ervaring met die mensen. Aan de andere kant kun je ook dingen delen met mensen die ook je eigen roots hebben. En soms is het nog lastig te bepalen; wat is Nederlands, wat is Rotterdams en wat komt uit Bosnië?”

No-nonsense

Naast de diversiteit, kan ze ook de no-nonsense mentaliteit van de stad waarderen. “Ik hou van openheid. Dat past bij hoe ik ben opgegroeid, daar voel ik me als persoon prettig bij. Dat overlapt ook deels met de mentaliteit van mijn land. Al verhullen mensen in Bosnië iets meer. Maar ik vind dan ook weer dat we hier soms te bot of direct kunnen zijn.” Dat directe kan ze wel duidelijk terugleiden naar de stad Rotterdam. “Ik heb in Amsterdam gestudeerd maar zag toen al dat verschil. Amsterdam was leuk om mee te maken, maar de Rotterdamse mentaliteit past meer bij mij als mens. Dus ik ging weer heen en weer reizen.” Toch mist ze bepaalde dingen nog wel uit haar thuisland, hoe klein ook. “Zoals de bergen. En de kledingstijl; in Bosnië waren wij dames altijd op en kop gekleed. Volgens mij droegen wij dames nooit een broek. Mijn moeder voelde zich snel overdressed hier.” In haar thuisland is ze het gewend om spontaan koffie te drinken. “Je hoeft daar niet voor af te spreken, je loopt gewoon naar die tent als je weet dat daar iemand zit. Maar hier moet je echt afspreken. In mijn land kunnen we ook wel te veel op elkaars lip zitten. Maar die spontaniteit van daar, mis ik hier wel.” Toch voelde ze zich heel snel thuis, al had ze dat in het begin nog niet zo in de gaten. “Dat ging vanzelf. In het begin ging ik wel naar school en later naar werk, maar in mijn hoofd leefde ik nog in Bosnië Herzegovina. Eerst wist ik niet of mijn andere familie daar nog in leven was. Toen de oorlog voorbij was, miste ik hen en Sarajevo nog heel erg.” Het hielp dat ze de taal snel leerde en warm werd ontvangen door Nederlanders. “Ik sprak Engels dus ik kon al snel met andere kinderen praten. Ik ging ook voor ouderen vertalen bij gemeentes enzo. Talen zijn echt mijn ding, dus ik had het Nederlands al in zes maanden onder de knie. En  ik maakte super goede vrienden. Ik heb me ook altijd welkom gevoeld door Nederlanders. Ze brachten ons zakken vol kleding of gingen mee naar instanties om me te helpen, dat vergeet ik nooit meer.” 

Vijandigheid naar vluchtelingen

Dit wil ze dan ook graag op het hart drukken bij andere nieuwkomers in Rotterdam. Vooral bij vluchtelingen, waarmee ze zich verbonden voelt. “Bosniers waren de eerste grote vluchtelingengroep die naar Nederland kwam. Daar was ook wel wat vijandigheid tegenover maar vooral gastvrijheid. En nu is de politieke koers toch vooral om migratie te beperken. Als je het nieuws volgt, kun je je onwelkom voelen. Maar als je hier kunt communiceren, opent dat deuren. Dus zorg dat je de taal beheerst. Begin desnoods met Engels, maar ook Nederlands, dat is ook een verrijking voor jezelf. En weet dat er mensen zijn die bereid zijn om te helpen. En als je die mensen vindt, houd ze vast!”

Vooroordelen en onwetendheid

Zelf heeft ze gelukkig niet veel te maken met vijandigheid tegenover zichzelf, maar ze ziet soms wel vooroordelen en onwetendheid. “Sommige mensen beseffen niet eens dat ze vooroordelen hebben. Als er negatief gesproken wordt over Oost-Europeanen, zeggen mensen vaak tegen me: ‘Nee, niet tegen jou hoor! Jij bent goed!’… en er is veel onwetendheid. Zo zijn Bosniakken (een etnische groep Bosniërs) vooral Moslim. Al ben ik zelf niet zo gelovig. Maar als ik zeg dat ik suikerfeest vier, zijn veel mensen verbaasd omdat ik blank ben. Ik denk dat mensen nog steeds niet weten dat we in Europa moslims hebben. Terwijl de kennis nu zo voor het oprapen ligt.”

Want to read more stories?